Vaak valt het niet mee om een paddenstoel of zwam op naam te brengen enkel op uiterlijke kenmerken zoals de vorm en kleur van het vruchtlichaam, van de plaatjes of buisjes, of van de steel. Een belangrijk hulpmiddel bij het determineren van paddenstoelen is daarom de kleur van de sporen. Maar die is niet altijd gemakkelijk waarneembaar.
De sporen worden gevormd in de sporenvormende laag (het hymenium), die zich op de plaatjes of buisjes aan de onderkant van de hoed bevindt, of op de buiten- of binnenkant van het vruchtlichaam zelf.
Soms kun je de kleur van de sporen duidelijk zien in de natuur als bijvoorbeeld de hoeden van de paddenstoelen elkaar overlappen en de sporen op de onderliggende hoed vallen. Maar je moet maar net het moment treffen dat de vruchtlichamen rijp zijn en hun 'sporen' achterlaten, zoals de witte sporen van deze russula zichtbaar zijn op de onderliggende hoeden op de foto.
Om de kleur van de sporen te bepalen kun je een sporenafdruk maken. Snij daarvoor voorzichtig de steel van de uitgespreide, niet te oude en niet te jonge hoed van een paddenstoel. Leg de hoed op een vel papier, liefst lichtblauw omdat daarop alle kleuren te zien zijn, ook de witte sporen. Zet er een glas overheen en laat het een paar uur tot een paar dagen staan. Haal uiteindelijk het glas weg en til de hoed voorzichtig op. Op het papier zal het sporenpatroon zichtbaar zijn.
Op basis van de kleur van de sporen kan de paddenstoel ingedeeld worden bij een afgebakende groep geslachten:
Zwarte of zwartbruine sporen: inktzwammen, franjehoeden, vlekplaten, stropharia's;
Donkerbruine sporen: champignons, zwavelkoppen;
Bruine sporen: gordijnzwammen, vezelkoppen, krulzomen, vaalhoeden, bundelzwammen, breeksteeltjes;
Roze en vleeskleurige sporen: hertenzwammen, satijnzwammen;
Witte, crémekleurige of geelachtige sporen: amanieten, russula's, melkzwammen, mycena's, ridderzwammen, parasolzwammen, trechterzwammen, honingzwammen, grauwkoppen, fopzwammen.