Samengesteldbloemigen of composieten hebben bloemhoofdjes die bestaan uit meerdere bloemetjes op een bloembodem. Deze bloemetjes hebben hun kroonblaadjes samengegroeid tot één blaadje (lintbloemen) of tot een buisje (buisbloemen). Een bloemhoofdje kan bestaan uit lint- én buisbloemen, maar ook uit alleen lint- of alleen buisbloemen. Vaak lijken ze best veel op elkaar.
Neem gele composieten met alleen lintbloemetjes. Hoe onderscheid je bijvoorbeeld Groot Streepzaad van Gewoon biggenkruid? Beiden meten tot zo’n 4 cm in doorsnee. En er zijn er meer, die een gelijkend bloemhoofdje hebben. Denk aan Paardenbloem, Muizenoor, Havikskruid, Varkenssla, Leeuwentand.
Naast onderscheidende kenmerken als de bladeren, de bladstand, de beharing of de lengte, is bij de composieten het omwindsel (vorm en blaadjes) een belangrijk kenmerk om de plant op naam te brengen. Kijk daarom ook naar de onderkant van het bloemhoofdje van een composiet. Hoe is de vorm (schaal-, ei-, klok-, urnvormig of cilindrisch)? Hoe liggen de blaadjes (één of meer rijen, tegen elkaar aan of naar buiten gebogen), hoe zien ze eruit (met of zonder beharing, met vliezige, zwarte of stekelige top)? Dit geldt natuurlijk voor alle composieten, niet alleen voor de gele.
De meeste plantengidsen, en zo ook FloraEuropa, zullen iets over die omwindselblaadjes vermelden, wat je kan helpen bij het determineren. Op de foto vind je Groot streepzaad en Gewoon biggenkruid. Kom je eruit wat wat is?